De meest voorkomende schadelijke insecten op een rijtje:

Spint is een infectie van mijten op planten. Je kan ze bijna niet zien (zo klein als een speldenknop), maar ze zien eruit als zwarte of rode puntjes. De mijten tasten de bladeren van de plant vooral aan onder warme, droge omstandigheden. Ze zuigen de sappen uit de plant door een gaatje in de plant te prikken. De plant kan hierdoor zelf geen voedingsstoffen opnemen. Uiteindelijk vergelen de bladeren en de plant zal zo verzwakken dat deze sterft.

Er zijn verschillende soorten spint en deze zijn vaak plantspecifiek zoals onder andere de Kasspint, de Ligustermijt (vind je vooral op ligusterhagen, maar ook op orchideeën), de Orchideeënmijt (ziet eruit als de ligustermijt, maar dan beperkt deze zich alleen tot orchideeën), Palmmijt en Bonenspintmijt die diverse groente- en fruitsoorten aantast.

De spint ontdek je aan de onderkant van de bladeren van je plant, daar zitten ze het liefst. Ze bewegen bijna niet en zijn lastig met het blote oog zichtbaar. De plant zal zelf op een gegeven moment laten merken dat er spint in het spel is. De bladeren krijgen witte, bruine (koperachtige) puntjes op het blad. Na langdurige blootstelling worden de bladeren bruin en/of geel en vallen zelfs af. Soms zelfs witte webben zien als de spint hier de tijd voor heeft gekregen. Hier een filmpje van de spint en de eieren:

 


In een seizoen zijn er tussen de acht en negen generaties mogelijk. Een vrouwtje legt ongeveer 80 eitjes. Spint kan de winter overleven in de gedaante van eieren of als volwassen diertjes als ze in de grond of in spleten van boomschors zijn gekropen. Kijk bij onze Bestrijdingsmiddelen voor een pasklare oplossing tegen elke plaag.

Thrips

Dit langwerpig gevormde insect is 1-2 mm groot. Op de vergrote foto komt de kleur goed uit maar voor de mens ziet hij er  op het blad grijs uit. Ook dit dier heeft een steek zuigsnuit en doet zich te goed aan bladcel sappen waarbij ze de cel kapot steken. Zij brengen in tegenstelling tot de luizen geen giftig speeksel in de cel maar vullen deze met lucht.  Na enige tijd krijgt de plant een grijsachtig  en verdroogd uiterlijk omdat alle cellen leeggezogen zijn. Deze insecten kunnen zich makkelijk verplaatsen en veroorzaken op die manier snel veel schade.

De thrips legt zijn eieren in het bladweefsel. Deze komen na 8 dagen uit.De jonge larven zijn witachtig van kleur en leven in groepen tezamen  in een later stadium verspreiden ze zich over het blad. Na 14 dagen begint de verpopping. Hier een filmpje van thrips en de Orius die ze op eet:

 


Bladluis is een plantenetende insect. Hij voedt zich met de cellen van een plant en is meestal groen van kleur, maar er zijn ook witte, zwarte, gele, rode en paarse soorten. Ze zijn erg klein, meestal niet groter dan een halve millimeter. Bladluizen zoeken het groeipunt van een plant op, zoals de top van een jonge stengel. De ideale plek is die plek op de plant waar nieuw en groeiend blad ontstaat en dan is de voorkeur om plaats te nemen aan de onderkant van een blad. Ook bij bloemknoppen is veel voedsel te vinden voor de bladluis. Hij zuigt de voedingsstoffen en sappen van groene planten als het ware naar binnen. Bij iedere beet in de plant drukt de bladluis speeksel in de cel van de plant. Daarmee infecteert hij de plant met virussen en verzwakt zo de plant.

De uitscheiding van de luis noemen we honingdauw. Dit is een zoete nectar-achtige vloeistof die voor andere insecten weer als voedsel dient. Bladluizen planten zich razendsnel voort en baren soms levende jongen, zonder een eistadium (vooral in de zomer) en soms worden eitjes gelegd. Er is bovendien geen interactie tussen vrouwtjes en mannetjes nodig om te kunnen voortplanten. In een jaar tijd kunnen er 15 generaties luizen in je tuin hebben gewoond! In het voorjaar worden er ook luizen geboren met vleugels. Zij reizen met de wind van plant tot plant en zoeken de smakelijkste planten uit. Lieveheersbeestjes zijn dol op luizen:

 


Witte vlieg

De kaswittevlieg Trialeurodes vaporariorum vormt een hoofdplaag in vele groente- en siergewassen. Ook de tabakswittevlieg Bemisia tabaci vormt een bedreiging voor de tuinbouw. De tabakswittevlieg is een gevreesd insect door zijn sterke resistentie tegen veel insecticiden.

Bij de witte vlieg zijn zes ontwikkelingsstadia te onderscheiden, namelijk ei, 1e, 2e, 3e en 4e larvenstadium (uitgroeiend tot pop) en volwassen insect. De volwassen witte vliegen zijn meestal te vinden aan de onderkant van de jonge bladeren, waar ze hun eieren afzetten. Door aan de planten te schudden, vliegen ze als een wolk op om even later opnieuw de onderkant van de bladeren op te zoeken. De larven bevinden zich aan de onderkant van jongere bladeren; op de oudste bladeren zijn de poppen te vinden. Larven van Bemisia tabaci kunnen zowel op jonge als oude bladeren voorkomen.


 Schadebeelden

  • Vooral de grotere larven scheiden veel honingdauw uit, waarop donkere roetdauwschimmels groeien. Ook produceren de larven grote hoeveelheden was op en rondom hun rugoppervlak. Hierdoor vervuilt het gewas en vermindert de productie.
  • Zowel de volwassen witte vliegen als de larven zuigen aan de plant waardoor de fysiologische processen van de plant kunnen worden beïnvloed en groeivermindering kan optreden.
  • Er kunnen virussen worden overgebracht.

Varenrouwmug

De volwassen varenrouwmuggen zijn zwartgrijs van kleur, 2 tot 5 mm lang en hebben lange kraalachtige antennen. De volwassen mugjes kunnen massaal in de kas voorkomen maar veroorzaken geen schade aan het gewas. Met name wanneer het warm en vochtig is in de kas kunnen enorme populaties zich eenvoudig ontwikkelen. Ze komen dan ook veelvuldig voor op vangplaten, waarbij ze dan opvallen door de lange poten en een puntig achterlijf. In hun korte leven (ongeveer 3 dagen) wordt geen voedsel opgenomen. De vrouwelijke varenrouwmug paart enkele uren nadat ze uit haar pop is gekropen, waarna ze in haar korte leven zo' n 100-200 eieren zal leggen. De kleine eieren worden afgezet op vochtige grond of substraat, meestal in de buurt van rottend materiaal, mossen of algen. Afhankelijk van de temperatuur komen de eieren na 4 tot 12 dagen uit. De eieren zijn zeer klein en niet met het blote oog waarneembaar.

 


De larven variëren in grote van 5-8 mm. Ze zijn glazig wit van kleur en hebben een herkenbare zwarte kop. De larven hebben geen poten. De duur van het larvestadium is afhankelijk van de temperatuur en kan variëren van 15 dagen tot 30 dagen.
De larven leven voornamelijk van rottend organisch materiaal, algen en schimmels

Onder zeer vochtige omstandigheden voelt de varenrouwmuglarve zich op zijn best. Ze kunnen echter een periode van droogte ook prima overleven. Een continue produktie van planten, waarbij voortdurend jong plantmateriaal in vers groeimedium in de kas wordt bijgeplaatst houdt de aantallen varenrouwmuggen hoog en is ideaal voor de ontwikkeling van de populatie in de kas. Bij de teelt van orchideeën zijn de omstandigheden optimaal voor varenrouwmuggen; het is warm, vochtig en er wordt geteeld op een luchtig substraat. De varenrouwmuglarven zullen bij deze omstandigheden veel schade aan de zachte groene wortelpunten en haarwortels van de orchideeën veroorzaken. Hierdoor ontstaan wonden, waarna een secundaire infectie door bijvoorbeeld schimmels kan optreden. De larven zijn in staat om sporen van bodemschimmels zoals bijvoorbeeld Verticillium spp., Pythium spp., Cylindrocladium spp., of Thielaviopsis spp. over te brengen. Bovendien wordt de groei en de ontwikkeling van de plant geremd doordat de wortelpunten worden aangevreten. Met name jong plantmateriaal en verzwakte planten zullen verder verzwakken, verwelken en in ernstige gevallen sterven doordat de wortels van de planten geen water en voedingsstoffen op kunnen nemen. Het is goed mogelijk dat de eieren, larven of poppen van de varenrouwmuggen al in het substraat (bark, kokos of andersoortig natuurprodukt) aanwezig zijn voor de teelt feitelijk gestart is.

Wolluis of dopluis:

Wolluizen komen in bijna alle streken op de aarde voor en kunnen 3-6 mm lang worden. De vrouwtjes voeden zich met floëem dat ze aanboren met hun zuigende monddelen. Ze kunnen op praktisch alle delen van planten aangetroffen worden.

 

 

De meeste soorten zijn stationair nadat ze zich op de waardplanten hebben vastgeplakt. Er bestaan echter ook enkele soorten, bijvoorbeeld in het geslacht Phenacoccus, die zich voor het voeden, het leggen van eieren, het vervellen en voor het overwinteren op een andere plaats op de plant begeven. De meeste soorten voeden zich met de bovengrondse delen van de planten, maar er zijn ook soorten die zich met de wortels voeden. Ook zijn er soorten die galappels produceren.

Meeldauw is de algemene benaming voor bepaalde schimmelaantastingen van planten, waarbij zich op diverse plantendelen een wit of grijs schimmelpluis vormt. Echte meeldauw kan alleen op groene plantedelen groeien. Het mycelium van de meeste soorten meeldauw groeit over het blad en voedt zich via een soort zuignapjes (haustoria) die het blad binnendringen. Het mycelium vormt sporendragers, waaraan zich massaal sporen ontwikkelen. Deze sporen verspreiden zich door de wind of via kleding. Ze hebben geen water nodig om te kiemen, en kunnen ca. 1 week overleven. Temperatuurschommelingen bevorderen de kieming.  Intensieve luchtbeweging (bv. door ventilatoren) bevordert de verspreiding. 

 


Kijk bij onze Bestrijdingsmiddelen voor een pasklare oplossing tegen elke plaag.